25 mei 2018

365 dagen

Het is vandaag precies 365 terug dat deze foto van me is gemaakt. Niet echt flatteus, maar wat wil je op de laatste dag van de intensieve 8. Er waren zoveel hoogte en dieptepunten.   Er was zoveel gebeurd.

Toen had ik mijn nieuwe levensmotto al gevonden: ik overwin alles. Omnia Vinco. Het staat nu op m’n arm. Zodat ik het niet vergeet op de momenten dat ik het niet meer kan voelen of geloven. Dat ik er zo in geloofde dat ik het gewoon permanent op me te durfde zetten.


En ik mis het. Ik mis Psytrec, mis het gevoel van vaart maken, echt met het ptss-monster in worsteling te zijn en gewoon twee weken te knallen. Ik mis de sport en de zorgvuldige aandacht. 

Ik mis vooral dat iedereen weet wat je doormaakt. De kleine knikjes naar elkaar, oogcontact voor en na de emdr en exposure en het lotgenotengevoel. Niet gek (of alleen maar een beetje ;)) aangekeken worden bij trauma en stress.

Ik mis de groepgenoten met wie je heel intens mag (en moet) optrekken. En hoe snel er verbondenheid was.


En vergis je niet, Psytrec is ook gewoon hellisch geweest. Loodzwaar en niet altijd draagbaar. Maar actie en aanpakken is beter dan afwachten en de triggers onverwacht langs te krijgen. Hoe ik daar in twee weken tijd loskwam van de triggers van het bos.


Ik hoor thuis de vogels. Weet nog hoe die er in Bilthoven ook waren. En ik weet nog hoeveel hoop en kracht die ik de eerste tijd na de intensieve 8 had. En ook hoe fragiel mijn zenuwsysteem was. Hoe weinig prikkels en mensen ik kon verdragen.


Ik had ook een tweede keer nodig. Maar dat wist ik 365 dagen terug nog niet. En toen wist ik ik ook nog niet hoe belangrijk de behandeling voor me zou zijn. Hoeveel ik terug mocht winnen. En ook weer wat moest inleveren.


En nu gaat het minder goed. De ptss-restjes zijn redelijk stabiel en behapbaar. Dat is ook nog een weg, maar die vind ik wel. De depressie heeft me momenteel overgenomen en de somberheid weegt zwaar. Dag voor dag, moment voor moment. Verdriet met verdriet.


Maar ook de verwondering is er. 8 dagen van 365 maken zoveel verschil. Maken ruimte voor veel dingen en gevoelens die er soms al meer dan 25 jaar niet meer zijn konden. En dat maakt deze 365 dagen ook zwaar. Nieuwe wegen, nieuwe paden en ik had ze nog nooit eerder kunnen bewandelen.


Herstel is een oneerlijk pad dat nooit terug naar ooit loopt. Er is geen beter, maar wel beter(der). Ik werk arbeidstherapeutisch weer een beetje en heb verdriet van wie ik niet meer kan zijn, hoe mijn collega’s wel gegroeid zijn en floreren. En in deze fase heb ik moeite met al die mensen die goedbedoeld zeggen dat ik het moet accepteren en het nieuwe wel een weg vindt. Hoe dan, wanneer dan!?


365 dagen terug..

Ik wist alles en nog niets.

Na psytrec begon het pas..







12 mei 2018

Zuster Joyce

Het is zaterdagmorgen en ik neem ruim de tijd voor de krant. In de weekendbijlage staan allerlei herinneringen aan verpleegkundigen. Voordat ik het weet ben ik in tranen. Al die verhalen, al die mensen.En opeens weet ik waarheen mijn tranen stromen. Naar zuster Joyce.

1982
Ik was 8 en was op mijn fiets door een auto aangereden. Uiteindelijk kwam ik er vanaf met een gebroken rechterarm. Mijn bovenarm helaas. Dat betekende een verblijf van zes weken letterlijk vastgeschroefd in een tractie. Mijn kinderen zijn de acht jaar al te boven. Maar ik weet nog hoe klein ze waren: jonge kinderen. En dat was ik toen ook.

Ouders mochten in die tijd op bezoek komen tijdens bezoekuren. En wat was er veel tijd dat het geen bezoekuur was. En in die uren regeerden dokters, verpleging en de activiteitenleidsters. Net zoals in het echte leven was niet iedereen even aardig. Er waren witte jassen waar ik bang voor was, zusters die me het gevoel gaven dat ik een last was. Dat ik tot last was. Ik weet nog hoe ik de klok net vanuit mijn ooghoek in de gang kon zien. Hoe de tijd maar niet voorbij leek te gaan. De verplichte middagrust waarin de gordijnen dicht gingen en we maar gewoon lagen te liggen. Hoe de ziekenhuisbieb en vooral de bibliothecaris (was het de activiteitenbegeleidster?) me tot frustratie brachten omdat ik zo snel las en graag stripboeken las. En dat was natuurlijk niet goed. Ik moest gewoon lezen, stripboeken waren geen echte boeken. Hoe ik me voor mijn liefde voor strips schaamde.

Hoe ik een groene Jan jans en de kinderen kreeg van de autobestuurder die net zo zenuwachtig was als ik voor het bezoek. Arme jongen. Ik had hem een doodschrik bezorgd door onverwacht voor zijn auto op te duiken bij het oversteken van de provinciale weg. Ik had de nacht voor zijn bezoek koorts gekregen en was zo onrustig voor zijn bezoek. Ik was zo bang dat hij heel boos op me zou zijn. Dat iedereen boos op me was. Kwikzilvere achtjarige ik; woelig en roerig vastgeschroefd in een groot bed op een zaal met allemaal andere patientjes.

En in die roerige tijden waren er een paar zusters waardoor ik voor het vuur zou zijn gegaan. Die, voor mijn gevoel als achtjarige, voor mij door het vuur gingen. Zuster Joyce was de liefste van allemaal.
Zij zorgde dat ik me niet tot last voelde maar dat ik goed was. Dat ik blij was met haar aandacht en rust en liefde. Dat ik niet bang was als ze aan mijn bed verscheen. Dat ze een zonnetje liet schijnen. Die lachte om mijn grapjes en troostte in mijn verdriet.

Ik heb in mijn leven als heel wat verplegers en verplegers mogen meemaken. Maar niemand was voor mij zo belangrijk als zuster Joyce.

Dankjewel.